A- A+

Voeding

De hoogte van het aanbieden van krachtvoer/ruwvoer

Van nature neemt het paard ruwvoer op van de grond. Voeren op de grond heeft als nadeel, dat er meer voer verspild kan worden en vermengd wordt met mest en urine. Daarnaast is er een verhoogd risico op inname van parasitaire eitjes. Als alle ruwvoer en krachtvoer op hoogte wordt aangeboden, dan neemt het paard gedurende lange tijd een onnatuurlijke houding aan. Deze onnatuurlijke houding kan tot gezondheidsklachten leiden. Het kan onder andere de mucociliaire roltrap in gevaar brengen. De mucociliaire roltrap zijn de trilharen die het slijm met alle virussen en bacteriën uit de luchtwegen voeren. Daarnaast zijn hooiruiven op hoogte een risico om deeltjes van het voer in de ogen en neus te krijgen. Naast het aantasten van de luchtwegen, is er ook een verhoogd risico op haken op de tanden en is het nadelig voor spier- en zenuwfuncties.  Hooiruiven op borsthoogte hebben een grote kans op blessures, wanneer een paard vast komt te zitten en verkleinen de ruimte in de stal. En ook in hoge hooiruiven kunnen voeten vast komen te zitten, maar deze kans is kleiner.

Wetenschappelijke onderbouwing: Mills & Clarke, 2002 Racklyeft & Love, 1990 Hintz, 1997

 

Het belang van gras/ruwvoer

Het verteringsstelsel van paarden is erop gebouwd om de hele dag door kleine porties te eten van vooral voer met veel vezels: ruwvoer. Door te kauwen op de grove stengels van gras of stro maakt het paard speeksel aan wat helpt bij de vertering. De maag van een paard maakt continu maagzuur aan. Een lege en daarmee ook zure maag wordt voorkomen door het eten van ruwvoer. Maagzweren krijgen hierdoor minder kans en de kans op kribbebijten door een verzuurde maag verminderd. Door dit specifieke verteringsstelsel kan een paard niet goed tegen veranderingen in de voeding. Zorg dat een verandering in voeding altijd geleidelijk verloopt en let goed op of het paard niet te dik wordt of juist vermagert.
Bij voorkeur heeft het paard dus de hele dag toegang tot gras of ruwvoer, zolang het geen specifieke verteringsproblemen heeft. In het wild brengen paarden zo’n 16 uur per dag grazend door, alleen in de praktijk is dit niet altijd mogelijk. 

Wetenschappelijke onderbouwing: Davidson & Harris, 2002  Gallagher & Hughes, 1993 Keiper, 1986; Avery, 1996, Elia et al., 2010Mills & Clarke, 2002Henderson & Waran, 2001Winskill et al., 1996McGreevy et al., 1995 Bachmann et al., 2003 , Gillham et al. 1994). (for additional information on stereotypic behaviour and feeding schedules, see ‘Gezondheid en gedrag – afwijkend gedrag’).Bulens et al., 2013  Henderson, 2007, (Cooper & Albentosa, 2005; Houpt & McDonnell, 1993; McGreevy et al., 1995).


 

 

Het gebruik van stro als ruwvoer

Ook schoon stro wordt soms door het paard gebruikt om op te knabbelen wanneer er geen ander ruwvoer aanwezig is. Uit onderzoek blijkt dat paarden met een bodembedekking van stro in de stallen meer tijd bezig zijn met foerageergedrag, daardoor wordt de tijd van ‘staan’ en ‘liggen’ verminderd. Deze paarden vertonen ook minder stereotiep gedrag. Daarnaast zorgt stro ook voor een continue vertering, waardoor een lege maag voorkomen wordt. Stro bevat niet veel eiwit en calcium en kan erg verhouten. Dit kan, bij te weinig kauwen, irritatie aan het maagslijmvlies veroorzaken.  Geadviseerd wordt om paarden die niet de gehele dag beschikking hebben over ruwvoer op stro te huisvesten. Dit komt het welzijn van het paard ten goede.

Wetenschappelijke onderbouwing: Greening et al., 2012Mills & Clarke, 2002: Mills et al (2000) ;McGreevy et al., 1995,Henderson, 2007Luthersson et al., 2009Werhahn et al., 2010: Zeitler-Feicht, 2004; Duncan, 1980Kiley-Worthington, 1990Werhahn et al., 2010McGreevy et al., 1995Zeitler-Feicht, 2005Mills et al. (2000)Houpt, 2005Duncan, 1980,Henderson & Waran, 2001 

____________________________________________________________________________________

 

Kleine hoeveelheden krachtvoer aanbieden

Wanneer er grote hoeveelheden krachtvoer ineens worden gevoerd, komt er in korte tijd veel droge stof in de maag. Veel meer dan wanneer het paard graast (gras heeft een lager droge stofgehalte). Dit zorgt ervoor dat de maagsappen minder goed kunnen mengen met het krachtvoer, waardoor met name gas producerende bacteriën beter kunnen overleven. Dit kan uiteindelijk weer koliek, diarree en hoefbevangenheid tot gevolg hebben. Veel krachtvoer voeren in één keer is dus niet goed. Ook voor krachtvoer geld, dat een verandering in het rantsoen altijd geleidelijk verloopt.  

Wetenschappelijke onderbouwing: Vervuert et al., 2009Zeitler-Feicht, 2001-2004Sweeting et al (1985)Meyer (1995)Tinker et al., 1997


 

 

Krachtvoer voor sportpaarden

Paarden die actief worden gereden verbruiken meer energie dan ze binnenkrijgen wanneer ze alleen gras/ruwvoer eten. Daarom hebben paarden die matig tot veel trainen extra energierijk voer nodig, zoals biks of muesli (krachtvoer). Dit is echter geen vervanging van het ruwvoer maar een aanvulling. Paarden hebben de vezels uit gras of ruwvoer nodig om verteringsproblemen en maagzweren te voorkomen en natuurlijk gedrag te kunnen vertonen, zoals voedsel zoeken en kauwen. Zorg dat een verandering in voeding altijd geleidelijk verloopt. Geef het krachtvoer in kleine porties. Er kan ook gebruik gemaakt worden van een speelbal of een tonnetje met gaten, waar het krachtvoer in kleine hoeveelheden uit komt. Zorg wel dat deze op een schone ondergrond worden aangeboden zodat er geen bodemmaterialen (zoals zand) kunnen worden ingeslikt.

Wetenschappelijke onderbouwing: Davidson & Harris, 2002Martin Rosset et al., 1994; Harris, 1997aHarris, 1997bDavidson & Harris, 2002Meyer et al., 1975Clarke et al., 1990; Lewis, 1995; Harris, 1999a


 

 

Maagzweren versus ‘tijd niet voeren’

Maagzweren worden veroorzaakt door blootstelling van de maag aan organische en anorganische zuren. De verhoogde productie van zuren wordt veroorzaakt door vele factoren, als: voeding, (voer)management, vasten, stress, training en door bepaalde geneesmiddelen. Veel geconcentreerd voer (krachtvoer) bevat veel zetmeel. Zetmeel zorgt voor een verhoogde zuurgraad. Het gebruik van plantaardige oliën zorgt voor voldoende energie en minder zetmeel in het voedsel. 

Wanneer paarden langer als 6 uur geen ruwvoer tot zich kunnen nemen, verhoogt de kans op maagzweren. In de maag is continu maagzuur om voedsel te verteren. Wanneer er geen voedsel is om te verteren, stijgt de zuurgraad. Om maagzweren te voorkomen dient er voldoende ruwvoer beschikbaar te zijn. Het beste is als het paard ten alle tijden ruwvoer tot zich kan nemen. Anders is het beste om dit te verdelen over zo veel mogelijk porties per dag. Alleen stro is niet voldoende als ruwvoer.

Minder krachtvoer (en dus minder zetmeel) en verdeeld over meerdere porties per dag, zorgen voor een verminderde kans op maagzweren. Daarnaast moet er altijd voldoende water zijn voor het paard.
Te veel geconcentreerd voer (krachtvoer) en gebrek aan voedsel en de tijd tussen de voerbeurten, zorgen dus voor een verhoogde kans op maagzweren.

Wetenschappelijke onderbouwing: Cooper & McGreevy, 2002Rowe et al., 1994Murray & Eichorn 1996Andrews et al., 2005Luthersson et al., 2009Vatistas et al., 1999b; Merritt, 2003; Lester, 2004; Jonsson & Egenvall, 2006MacAllister et al. 1997Murray and Grady, 2002


 

 

Maximum interval tussen maaltijden (in ad libitum situatie)

Paarden hebben minimaal elke 6 uur ruwvoer nodig. Als een paard de keuze krijgt zal hij na 4 uur niet eten weer gaan eten, óók ’s nachts. In de praktijk zijn de voerbeurten meestal dagelijks op dezelfde tijden, wat stress kan veroorzaken. Bij weinig voerbeurten ontstaat meer stress bij de paarden en zal ook afwijkend gedrag vertoond worden. Dit omdat zij weten dat het voer eraan komt en hier dan spanning op ontstaat. Afwijkend gedrag als voernijd, weven en kribbebijten kunnen worden vertoond. Veel en grote porties op een dag, zorgen voor minder stress bij de voerbeurten en zal er geen of minder afwijkend gedrag vertoond worden.

Wetenschappelijke onderbouwing: Ralston et al. (1979)


 

 

Slowfeeders

Wanneer er een slowfeeder beschikbaar is, gebruiken paarden deze gedurende 14% van hun tijd. Hiermee verhoogt het foerageergedrag, en verlaagd gedrag als innemen voedsel, staan, bewegen en ruiken aan bodembedekking. Het gedrag lijkt meer op het gedrag van een vrij levend paard en bevordert het welzijn.

Een Equiball is een bal met een klein gaatje. Hier komt voer uit wanneer het paard met de bal gaat rollen. Hoewel een Equiball geen stereotiep gedrag kan ‘genezen’, kan het wel helpen bij het verminderen van dit gedrag. De Equiball kan gebruikt worden bij het voeren van krachtvoer en kan werken als afleiding bij bijvoorbeeld verlatingsangst.

Een slowfeeder kan gedrag voorafgaand aan het voeren verminderen. Dit kan doordat de signalen die de voedertijd voorspellen minder duidelijk zijn of omdat het paard zijn gedrag op de slowfeeder kan uiten.  

Wetenschappelijke onderbouwing: Winskill et al., 1996Cooper & McGreevy, 2002Henderson & Waran 2001Luthersson et al., 2009Cooper et al., 2005Lawrence and Terlouw, 1993; Savory and Mann, 1999; Haskell et al., 1996Tinker et al., 1997Goodwin et al., 2002Goodwin et al. (2007); Husted et al. (2005); Walesby et al. (2004)Boles and Kohn (1977)Thorne et al., 2005 


 

 

Volgorde van het aanbieden van ruwvoer/krachtvoer

Het verteringsstelsel van het paard is er voor gebouwd om vezelrijk ruwvoer zoals gras te verteren. Op een kilo krachtvoer hoeft het paard minder te kauwen dan op een kilo ruwvoer, waardoor er minder speeksel vrijkomt bij het eten van krachtvoer. Het speeksel is nodig voor een goede spijsvertering. Daarom is het belangrijk om gras of ruwvoer voorafgaand aan krachtvoer te geven, zodat het verteringssysteem wordt gestimuleerd.

Wetenschappelijke onderbouwing: Davidson & Harris, 2002Nadeau et al., 2000Vervuert et al., 2008; Luthersson et al., 2009; Harris et al. 2006; 

Klik hier voor een totaal overicht van de wetenschappelijke onderbouwing bij voeding.



References

1.     Andrews, F.M., Buchanan, B.R., Elliott, S.B., Clariday, N.A., and Edwards, L.H. (2005). Gastric ulcers in horses. Journal of Animal Science, 83(E. Suppl.), E18-E21.
 

2.     Avery, A. (1996) Pastures For Horses, A Winning Resource. Rural Industries Research and Development  Corporation Gillingham printers Adelaide, Australia.
 

3.     Bachmann, I., Audige, L., & Stauffacher, M. (2003). Risk factors associated with behavioral disorder of crib-biting, weaving and box-walking in Swiss horses. Equine Veterinary Journal, 35, 158-163.
 

4.     Boles, C.L., Kohn, C.W., 1977. Fibrous foreign-body impaction colic in young horses. J. Am. Vet. Med. Assoc. 171 (2), 193–195.
 

5.     Bulens, A., Van Beirendonck, S., Van Thielen, J., & Driessen, B. (2013). The enriching effect of non-commercial items in stabled horses. Applied Animal Behaviour Science, 143, 46-51.
 

6.     Clarke, L.L., Roberts, M.C. and Argenzio, R.A. (1990) Feeding and digestive problems in horses. Physiologic responses to a concentrated meal. Vet Clinics of N. America: Equine Practice 6, 2, 433–450.
 

7.     Cooper JJ, Mcall N, Johnson S, Davidson HPB (2005). The short-term effects of increasing meal frequency on stereotypic behaviour of stabled horses Applied Animal Behaviour Science, Volume 90, Issues 3–4, 351–364
 

8.     Cooper, J. and McGreevy, P. (2002) Stereotypical behaviour in the stabled horse: causes, effects and prevention without compromising welfare. In Waran, N. (ed.) The Welfare of Horses. Kluwer Academic Publishers, Dordrecht, The Netherlands, pp 99-124.
 

9.     Cooper, J.J., Albentosa,M.J. (2005) Behavioural adaptation in the domestic horse: potential role of apparently abnormal responses including stereotypic behaviour.Livestock Production Science 92, 177–182.
 

10.   Cuddeford, D. (1999) Sugar is bad for my horse, isn’t it? In Harris, P.A., Gomarsall, G., Davidson, H.P.B. and Green R. (eds.), Proceedings of the British Equine Veterinary Association Specialist Meeting on Nutrition and Behaviour, pp. 69–72.
 

11.   Davidson N., & Harris, P. (2002) Nutrition and welfare. In: N. Waran (Ed.), The Welfare of Horses, Kluwer Academic Press, Amsterdam, pp. 45-76.
 

12.   Davidson, H.P.B. (2002). The impact of nutrion and feeding practices on equine behavior and welfare. In S. MacDonnell & D. Mills (Chairs)., Horse behavior and welfare, Dorothy Russell Havemeyer Foundation workshop, Holar, Iceland.
 

13.   Duncan P. (1980). Time-budgets of Camargue horses: II. Time-budgets of adult horses and weaned sub-adults. Behaviour;72:26-49.
 

14.   Elia JB., Erb, HN, Houpt KA (2010). Motivation for hay: Effects of a pelleted diet on behavior and physiology of horses. Physiology & Behavior, Volume 101, Issue 5, 2, Pages 623–627
 

15.   Frape, D.L. (1998) Equine Nutrition and Feeding. Blackwell Science Ltd., Oxford, UK.
 

16.   Gallagher, JR, & Hughes, TP (1993). Grazing behaviour of race horses on perennial ryegrass. 7th Australian Agronomy Conference, poster session.
 

17.   Goodwin, D., Davidson, H.P.B., & Harris, P. (2002). Foraging enrichment for stabled horses: effects on behaviour and selection. Equine Vet. J. 34, 686–691.
 

18.   Goodwin, D., Davidson, H.P.B., & Harris, P.(2007) A note on behaviour of stabled horses with foraging devices in mangers and buckets . Applied Animal Behaviour Science 105, 238–243.
 

19.   Greening, L., Shenton, V., Wilcockson, K., Swanson, J. (2012). Investigating duration of nocturnal ingestive and sleep behaviors of horses bedded on straw versus shavings Journal of Veterinary Behavior: Clinical Applications and Research, Available online 6 October 2012.
 

20.   Harris, P.A. (1997a). Energy sources and requirements of the exercising horse. Annual Review of Nutrition 17, 185–210.
 

21.   Harris, P.A. (1997b). Feeds and Feeding in the United Kingdom. In Robinson, N.E. (ed.), Current Therapy In Equine Medicine 4. WB Saunders, UK, pp. 698–703.
 

22.   Harris, P.A. (1999a) How understanding the digestive process can help minimise digestive disturbances due to diet and feeding practices. In Harris, P.A., Gomarsall, G., Davidson, H.P.B. and Green, R. (eds.), Proceedings of the British Equine Veterinary Association Specialist Meeting on Nutrition and Behaviour, pp. 45–50.
 

23.   Harris, P.A. (1999b) Feeding and management advice for Tying up. In Harris, P.A., Gomarsall, G., Davidson, H.P.B. and Green, R. (eds.), Proceedings of the British Equine Veterinary Association Specialist Meeting on Nutrition and Behaviour, pp. 100–104.
 

24.   Harris, P. (2009). Feeding Management of Elite Endurance Horses. Vet Clin Equine 25, 137–153.
 

25.   Harris, P.A., Coenen, M., Frape, D.L., Jeffcott, L.B. and Meyer, H. (2006) Equine nutrition and metabolic disease. In: Equine Manual, Eds: A. Higgins and J. Snyder, Elsevier Saunders, London. pp 151-222.
 

26.   Haskell, M.J., Terlouw, E.M.C., Lawrence, A.B., Erhard, H.W., 1996. The relationship between food consumption and persistence of post-feeding foraging behaviour in sows. Appl. Anim. Behav. Sci. 48, 249–262.
 

27.   Henderson, A.J.Z. (2007). Don’t fence me in: managing psychological well being for elite performance horses. Journal of applied animal welfare science, 10(4), 309-329.
 

28.   Henderson, J.V. and Waran, N.K. (2001) Reducing equine stereotypies using the Equiball™. Animal Welfare 10, 73–80.
 

29.   Hintz, H.F. (1997). Hay racks vs. feeding hay on the stall floor. Equine Practice 19, 5–6.
 

30.   Houpt, K.A., & McDonnell, S.M. (1993). Equine stereotypies. The Compendium: Equine, 15, 1265-1271.
 

31.   Houpt, K.A., 2005. Maintenance Behaviours. The Domestic Horse; the Evolution, Development and Management of its Behaviour (ed. Mills & McDonnell). Cambridge University Press, pp. 94–108.
 

32.   Husted, L., Andersen, M.S., Borggaard, O.K., Houe, H., Olsen, S.N., 2005. Risk factors for faecal sand excretion in Icelandic horses. Eq. Vet. J. 37 (4), 351–355.
 

33.   Jonsson, H. & Egenvall, A. (2006) Prevalence of gastric ulceration in Swedish Standardbreds in race-training. Equine vet. J. 38, 209-213.
 

34.   Keiper, R. R. (1986). Behavior: Social structure. Veterinary clinics of North America: Equine Practice, 2, 465–483).
 

35.   Kiley-Worthington, M. (1990). The behavior of horses in relation to management and training towards ethologically sound environments. J. Equ. Vet. Sci. 10, 62–75.
 

36.   Lawrence, A.B., Terlouw, E.M.C., 1993. A review of behavioural factors involved in the development and continued performance of stereotypic behaviours in pigs. J. Anim. Sci. 71, 2815–2825.
 

37.   Lester, G.D. (2004) Gastrointestinal diseases of performance horses. In: Equine Sports Medicine and Surgery, Eds: K.W. Hinchcliff, A.J. Kaneps and R.J. Geor, Saunders Elsevier, Philadelphia. pp 1037-1043.
 

38.   Lewis, L.D. (1995). Equine Clinical Nutrition - Feeding and Care. Lea and Febiger, London, UK.
 

39.   Luthersson, N., Nielse, K.H., Harris, P., & Parkin, T.D.H. (2009). Risk factors associated with equine gastric ulceration syndrome (EGUS) in 201 horses in Denmark. Equine Veterinary Journal, 41 (7), 625-630.
 

40.   MacAllister, C.G., Andrews, F.M., Deegan, E., Ruoff, W. and Olovson, S.G. (1997) A scoring system for gastric ulcers in the horse. Equine vet. J. 29, 430-433.
 

41.   Martin-Rosset, W., Vermorel, M., Doreau, M., Tisserand, J.L. and Andrieu, J. (1994) The French horse feed evaluation systems and recommended allowances for energy and protein. Livestock Production Science 40, 37–56.
 

42.   McGreevy, P.D., Cripps, P.J., French, N.P., Green, L.E. and Nicol, C.J. (1995) Management factors associated with stereotypic and redirected behaviour in the Thoroughbred horse. Equine Veterinary J. 27, 86–91.
 

43.   Merritt, A.M. (2003) The equine stomach: A personal perspective. Proc. Am. Ass. equine Practnrs. 49, 75-102.
 

44.   Meyer, H., Ahlswede, L. and Reinhardt, H.J. (1975) Untersuchungen uber Frebdauer, Kaufrequenz und Futterzerkleinerung beim Pferd. Deutsche Tierarzliche Wochenschrift 82, 49–96.
 

45.   Meyer, H. (1995). Pferdefütterung. Blackwell-Wissenschaftsverlag, Berlin, Wien, Oxford, Melbourne, Paris.
 

46.   MillsDS, & Clarke A. (2002). Housing, managementand welfare. N. Waran (Ed.), The Welfareof Horses, Kluwer Academic Press, Amsterdam, pp. 77–97.
 

47.   Mills DS, & McDonnell SM. (2005). The domestic horse. The evolution, development and management of its behaviour. Cambridge, United Kingdom: University Press.
 

48.   Mills, D.S. (2001). An approach to behaviour problems in the horse. Ippologia, 12-4, 43-52.
 

49.   Mills, D.S., Eckley, S. and Cooper, J.J. (2000). Thoroughbred bedding preferences, associated behaviour differences and their implications for equine welfare. Animal Science 70, 95–106.
 

50.   Murray, M.J. and Eichorn, E.S. (1996) Effects of intermittent feed deprivation, intermittent feed deprivation with ranitidine administration, and stall confinement with ad libitum access to hay on gastric ulceration in horses. American J. Veterinary Research 11, 1599–1603.
 

51.   Murray, M.J. and Grady, T.C. (2002) The effect of a pectin-lecithin complex on prevention of gastric mucosal lesions induced by feed deprivation in ponies. Equine vet. J. 34, 195-198.
 

52.   Nadeau, J.A., Andrews, F.M., Mathew, A.G., Argenzio, R.A., Blackford, J.T., Sohtell, M. and Saxton, A.M. (2000). Evaluation of diet as a cause of gastric ulcers in horses. American J. Veterinary Research 61, 7, 784–790.
 

53.   Racklyeft, D.J. & Love, D.N. (1990). Influence of Head posture on the respiratory tract of healthy horses. Australian Veterinary J. 67, 402–405.
 

54.   Ralston, S.L., van den Broek, G. and Baile, C.A. (1979) Feed intake patterns and associated blood glucose, free fatty acid and insulin changes in ponies. J. Animal Science 49, 838–845.
 

55.   Rowe, J.B., Pethick, D.W. & Lees, M.J. (1994). Prevention of acidosis and laminitis associated with grain feeding in horses. J. Nutrition 124, 2742–2744.
 

56.   Savory, C.J., Mann, J.S. (1999). Stereotyped pecking after feeding by restricted-fed fowls is influenced by meal size. Appl. Anim. Behav. Sci. 62, 209–217.
 

57.   Sweeting, M.P., Houpt, C.E. and Houpt, K.A. (1985). Social facilitation of feeding and time budgets in stabled ponies. J. Anim. Sci., 60: 369-374.
 

58.   Thorne, D.J.B.. Goodwin, M.J. Kennedy, H.P.B. Davidson, P. Harris (2005). Foraging enrichment for individually housed horses: Practicality and effects on behaviour Applied Animal Behaviour Science, Volume 94, Issues 1–2, 149–164.
 

59.   Tinker, M.K., White, N.A., Lessard, P., Thatcher, C.D., Pelzer, K.D., Davis, B., Carmel, D.K. (1997). Prospective study of equine colic risk factors. Equine Vet. J. 29, 454–458.
 

60.   Tyler, S.J. (1972) The behaviour and social organisation of the New Forest ponies. Animal Behaviour Monographs 5, 2.
 

61.   Vatistas, N.J., Sifferman, R.L., Holste, J., Cox, J.L., Pinalto, G. and Schultz, K.T. (1999) Induction and maintenance of gastric ulceration in horses in simulated race training. Equine vet. J., Suppl. 29, 40-44.
 

62.   Vervuert, I., Voigt, K., Hollands, T., Cuddeford, D., & Coenen, M. (2008). The effect of mixing and changing the order of feeding oats and chopped alfalfa to horses on: glycaemic and insulinaemic responses, and breath hydrogen and methane production. Journal of Animal Physiology and Animal Nutrition, 93(5): 631-638.
 

63.   Vervuert, I., Voigt, K., Hollands, T., Cuddeford, D., & Coenen, M. (2009). Effect of feeding increasing quantities of starch on glycaemic and insulinaemic responses in healthy horses. The Veterinary Journal, 182, 67-72.
 

64.   Walesby, H.A., Blackmer, J.M., Berthelot, A., 2004. Equine sand colic. Comp. Cont. Ed. Pract. Vet. 26 (9), 712–719.
 

65.   Werhahn H, Hessel EF, Bachhausen I, van den Weghe HF. (2010). Effects of different bedding materials on the behavior of horses housed in single stalls. J Equine Vet Sci;30:425-31.
 

66.   Winskill, L.C., Waran, N.K., & Young, R.J. (1996). The effect of a foraging device ( a modified ‘Edinburgh Foodball’) on the behaviour of the stabled horse. Applied Animal Behaviour Science 48 (1996) 25-35.
 

67.   Zeitler-Feicht MH. (2004). Horse behaviour explained. Origins, treatment and prevention of problems. (translation). Manson Publishing Ltd.
 

68.   Zeitler-Feicht MH, Bohnet W, Duë M, Esser E, Franzky A, Pollmann U. (2005). Positionspapier zu den Leitlinien zur Beurteilung von Pferdehaltungen unter Tierschutzgesichtspunkten. Bramsche, Germany: Arbeitskreis Pferde of Tiera¨rztliche Vereinigung fu¨r Tierschutz e.V (TVT).