A- A+

Klimaat

Beschutting

Als een paard (veel) buiten loopt heeft het een schuilmogelijkheid nodig, zoals een schuilstal of bomen. Deze beschutting kunnen ze gebruiken als bescherming tegen regen, sneeuw en wind maar ook als schaduwplek tegen felle, hete zon. Als de bouw van een schuilstal niet wordt toegestaan, kan met bomen en struiken toch een natuurlijke schuilmogelijkheid gecreëerd worden.

Het blijkt als het sneeuwt en ook tegelijkertijd hard waait, dat paarden meer gebruik maken van de schuilstal. Ook wordt aangenomen dat een schuilgelegenheid van belang is voor bescherming tegen de zon. Paarden zoeken waterbronnen op om af te koelen maar wanneer zij een schuilstal hebben doen zij dit minder. Het blijkt dat de lichaamstemperatuur dan ook minder hard oploopt en ze dus minder snel verkoeling nodig hebben.

Wetenschappelijke onderbouwing: Heleski & Murtazashvili, 2010Holcomb et al., 2013


 

 

Klimaat algemeen

Luchtvochtigheid
Als de stal erg droog of juist vochtig is kan dit het resultaat zijn van slechte ventilatie. Bij een hoge luchtvochtigheid is het moeilijk voor paarden om hun overtollige lichaamswarmte kwijt te kunnen en kan de kans op ademhalingsproblemen toenemen. Verder is bij een hoge luchtvochtigheid meer bodembedekking nodig om deze droog te houden, dit neemt namelijk een deel van het vocht op. Aanbevolen wordt dat de luchtvochtigheid niet hoger mag zijn dan 80%. Een hoge luchtvochtigheid is een ideale voedingsbodem voor micro-organismen, met alle gezondheidsproblemen van dien.  Ook een te lage luchtvochtigheid (droge lucht) kan gezondheidsproblemen met zich meebrengen. Bij een luchtvochtigheid beneden de 60%  neemt de stofvorming toe. Paarden kunnen luchtwegproblemen krijgen en door droge slijmvliezen kunnen ze gaan hoesten.

Ventilatie
Ventilatie in de stal is heel belangrijk, om bijvoorbeeld de luchtvochtigheid op een juiste waarde te houden. Het zorgt er daarnaast voor dat schadelijke gassen, stof en micro-organismen niet in de lucht blijven hangen en voorkomt schimmelvorming. Het is belangrijker dat er een goede ventilatie is dan dat het binnen warm is. Een optimale temperatuur voor paarden is tussen de 5 en 25 graden. Paarden hebben het dus minder snel koud dan mensen. Als het flink koud is biedt een paardendeken voor een geschoren paard een betere oplossing dan het afsluiten van stallen tegen de kou (en daarmee dus het verminderen van de ventilatie). Een hoge stal en het openzetten van bovenste deurhelften/luiken kunnen bijdragen aan een goede ventilatie. Zorg wel dat er geen constante tocht ontstaat. Een frisse stal zonder tocht is eenvoudig te verkrijgen door ervoor te zorgen dat een stal aan 3 zijden dicht is met één wand die geheel of gedeeltelijk open is.

De ventilatie van een gebouw is het beste getest in windstille omstandigheden als de enige drijvende kracht de warme opstijgende lucht van de paarden is. Daarom moet stallen ontworpen worden met het idee dat er windstille omstandigheden heersen.

Ammoniak
Ammoniak is het meest voorkomende schadelijke gas waaraan paarden worden blootgesteld. Het komt vrij door de werking van bacteriën op urine en uitwerpselen. Ammoniak verhoogt de slijmproductie en kan luchtweginfecties veroorzaken. Het voeren van veel eiwitten kan het ammoniakgehalte in een stal verhogen, maar dit verschilt per paard. Bij hogere temperaturen en een hoge luchtvochtigheid neemt het ammoniakgehalte toe. Wanneer een stal slecht geventileerd is en de vocht afvoer en strooisel opname slecht is, is er kans op verhoging van het ammoniak gehalte. Methoden die het ammoniakgehalte in stallen verlagen zijn onder meer;

•        Vocht (urine) afvoeren;

•        Zorgen voor voldoende ventilatie;

•        Regelmatig uitmesten en zorgen voor een droog ligbed.

•        Het gebruik van commercieel verkrijgbare ammoniakbeheersingsproducten

Natuurlijke ventilatie
De meeste paarden stallen kunnen goed geventileerd worden zonder het gebruik van mechanische ondersteuning. Er zijn drie manieren van natuurlijke ventilatie:

• Warme lucht stijgt op. Hierbij kan gebruik gemaakt worden van de warmte van de paarden.   De lucht gaat weg via een gat in de nok van het dak. Ook wel nokventilatie genoemd;

• Wind die over het dak waait, zuigt als het ware lucht uit de stal. Ook hierbij geldt dat er een  lucht inlaat moet zijn;

• Luchtbeweging vanaf een raam of deur naar de andere kant van het gebouw. Deze natuurlijke vorm kan leiden tot tocht.  Daarom is het belangrijk dat er een strategische ligging van het raam, de deur of een venster is.

Stof
Een goed geventileerde stal verkleint het risico op blootstelling aan ziekteverwekkers of stof. Maar toch kan met goede ventilatie niet worden voorkomen, dat het paard toch sporen van beschimmeld hooi of stro inhaleert.

Stof is rijk aan ziekteverwekkers. Bacteriën kunnen een ontsteking van de luchtwegen veroorzaken. Ook in het weiland komen ziekteverwekkers voor. Toch worden paarden die in een stal gehuisvest worden, blootgesteld aan acht keer hogere concentraties van ziekteverwekkers dan paarden die buiten lopen. 

De luchtwegen van het paard zijn zeer gevoelig voor aandoeningen. Te weinig frisse lucht, een slecht stalklimaat, slechte hygiëne en stof verhogen het risico op deze aandoeningen. De opslag van hooi en stro boven de stallen is een stofbron en daarom geen goed idee. Ook het opslaan van hooi en stro bij de stallen dient waar mogelijk vermeden te worden. Er moet een goede ventilatie zijn die iedere belasting van de luchtwegen voorkomt.

Licht
(Dag)licht is belangrijk voor de visuele oriëntatie van het paard,  als ook voor de stofwisseling. Paarden hebben voorkeur voor een lichte stal. In het algemeen wordt aanbevolen dat de ramen 5-10% van de totale bodemoppervlakte uitmaken, zodat er voldoende daglicht binnenvalt. In de Gids voor Goede Praktijken wordt als richtlijn voor licht 80 lux gegeven voor een tijd van 8 uur per dag.

Wetenschappelijke onderbouwing: Mills & Clarke, 2002; McBride et al., 1983Clarke, 1994Clarke, 1987Clarke, 1994Clarke, 1987Berndt et al., 2010


 

 

Temperatuur

Voldoende ventilatie is belangrijker dan een hoge omgevingstemperatuur. Volwassen paarden kunnen zich goed aanpassen en kunnen een temperatuur tot -10° C makkelijk aan. Zelfs twee dagen oude veulens kunnen temperaturen tot 5 °C verdragen, zolang ze maar goed gevoed zijn.

Tussen de 5 en 25 °C gebruiken de meeste paarden geen extra energie om hun temperatuur te regelen. Dit noemen we de thermo-neutrale zone. Deze thermo-neutrale zone kan verschillen per paard. Het wordt bepaald door ras en leeftijd, alsmede door het gebied en het seizoen. Paarden zijn in staat om zich aan te passen aan de temperaturen die in het gebied van herkomst veel voorkomen.

In Nederland wordt een optimale staltemperatuur van 10-15°C aangehouden. De staltemperatuur mag niet veel hoger of lager zijn dan de buitentemperatuur, dit zorgt voor veel wisselingen. Het wordt aanbevolen om paarden die geschoren zijn een deken op te leggen wanneer de staltemperatuur onder de 10°C komt.

Wetenschappelijke onderbouwing: Morgan, 1998Cymbaluk & Christison, 1990; 

Klik hier voor een totaaloverzicht van de wetenschappelijke onderbouwing bij klimaat



References

1.   Berndt A, Derksen FJ, Robinson NE (2010). Endotoxin concentrations within the breathing zone of horses are higher in stables than on pasture. The Veterinary Journal, 183, Issue 1, 54–57.
 

2.   Bruce, J.M. (1978) Natural convection through openings and its application to cattle building ventilation. J. Agricultural Engineering Research 23, 151–167.
 

3.   Clarke, A.F. (1987) Stable environment in relation to the control of respiratory disease. In Hickman, J. (ed.), Horse Management, 2nd Edn. Academic Press, Orlando, USA, p. 125.
 

4.   Clarke, A.F. (1994) Stables. In Wathes, C.M. and Charles, D.R. (eds.), Livestock Housing. CAB International, Cambridge, UK, pp. 379–403.
 

5   Curtis, E.F., Raymond, S.L. and Clarke, A.F. (1996) Respirable dust and atmospheric ammonia levels in horse stalls with different ventilation rates and bedding. Aerobiologia, International J. Aerobiology 12, 239–247.
 

6.   Heleski, C.R., Murtazashvili, I. (2010). Daytime shelter-seeking behavior in domestic horses. Journal of Veterinary Behavior: Clinical Applications and Research, 5: 5, 276–282.
 

7.   Holcomb, K.E., Tucker, C.B., & Stull, C.L. (2013). Physiological, behavioral, and serological responses of horses to shaded or unshaded pens. Journal of Animal Science.
 

8.   McBride, G.E., Christopherson, R.J. and Sauer, W.C. (1983). Metabolic responses of horses to temperature stress. Journal of Animal Science 57, 175.
 

9.   MillsDS, Clarke A. (2002) Housing, management and welfare. N. Waran (Ed.), The Welfare of Horses, Kluwer Academic Press, pp. 77–97.
 

10.   Morgan K (1998). Thermoneutral zone and critical temperatures of horses. Journal of Thermal Biology, Volume 23, Issue 1, 59–61.